Aaltien Dijks Rossing
Willem werd geboren op 18 april 1869 in Zandberg op een boerderij . Aaltien werd geboren op 3 mei 1874 in Exloo,in één van de boerderijen die door de grote brand van 1884 werden verwoest. Ze trouwden op 15 april 1898 en betrokken waarschijnlijk in datzelfde jaar een boerdeij aan het zuiderdiep, aan landszijde, in 2e Exloermond. Ze kregen vier kinderen en vormden een degelijk boeren gezin, dat een gemengd bedrijf van zo'n 40 hectare beheerde. Er waren ongeveer tien koeien jongvee en een snuivende dekstier, waar je vlak voor langs moest lopen wanneer je naar de wc ging die zich achter op de deel bevond. Ook stond er een tiental paarden op stal. Zoals de leden van de huidige familie Dijks ware paardenliefhebbers zijn, zo was dit ook bij Willem reeds het geval. Toen het oude koetspaard , een donkere vos,niet meer kon werken, mocht het tot zijn dood op de boerderij blijven. Willem was een oprechte, goede boer die snel zijn betalingen afwerkte. Hij was netjes, had aparte klompen voor in de stal en droeg in huis schone nieuwe. En ,zo vertelden zijn nichten, hij had prachtig zwart , krullend haar. Aaltien Dijks Rossing, meui Aolie of Aolie meui genoemd, klein van stuk en met een gehavende kin door een operatie, was de spil van het gezin.
Rozijnen op wijn
Er werd hard gewerkt en er waren vele gewoonten. Aaltien werkte veel in de tuin. Ze verbouwde onder anderen aardappels, bonen, boerenkool en andere koolsoorten. Er waren pruimen en zwarte bessen, zo dik als kersen. Heel veel werd er gekweekt en wanneer er visite kwam, werden de vruchten met een lange lepel uit de hoge weckfles geschept om te te worden gegeten.
Als er iemand jarig was op de boerderij, dan werd er s'morgens eerst gemolken, waarna de buren die tevens familie waren,even 'dwarsover' gingen om de familie te feliciteren. Pas daarna werd er ontbeten. s'Avonds kwam men met de kinderen, vroeg op visite. Na de koffie met koek werd er om een uur of acht, bij een glas rozijnen op wijn, gezongen door ome Willem, zijn broer Jan en meui Aolie. Op het repertoire stond onder meer 'Achter in de stille klooster...'. Zo leerden ook de kinderen de liedjes.
Wanneer er nichtjes kwamen logeren, sliepen ze in de bedstee bij dochter Janie. Als ze dan weer thuiskamen van de logeerpartij, vonden ze altijd een kleinigheid in hun koffer, zoals een lapje stof voor een schort.
Slacht
Ook de slacht was een jaarlijks terugkerend evenement. Ieder had daarbij zijn eigen taak. De in heet kalkwater geweekte pens werd door de mannen schoon gekrabd, de vrouwen naaiden er zakjes van en daarin werd het grove metvlees gestopt. De zakjes werden vervolgens geweckt. Het afgewerkte kalkwater werd bij de bessenstruiken gegooid. Als er bijzondere visite kwam, werd de weck voor de dag gehaald. De zakjes met werden in plakjes gesneden en gebakken tot 'gebakken rol'.
In het stookhok, waar wekelijks de was werd gekookt en de aardappelen werden verwerkt tot varkensvoer, werden met nieuwjaar spekkendikke, kniepertjes en rolletjes gebakken. Dit werk werd altijd gedaan door de jongste zoon, Harm.
Aaltien breide veel sokken. De breischede, werd bij de rok in gestoken. En iedere avond ging ze mee melken.
Wanneer er bij de buren een kind op komst was, werd er als het zover was, bij Willem en Aaltien op de vensters getikt om te waarschuwen, Aaltien ging dan bij de familie uit bakeren.
Uitgaan
Ook het uitgaan was een hele gebeurtenis. De koets moest schoon, het tuig gepoetst en Aaltien aangekleed- zeker drie rokken over elkaar- en het oorijzer op, wat een heel precies werk was. Soms kwam het paard dat na de donkere vos zijn intrede deed voor de koets, maar ook wel de makke schimmel van neef en buurman Thijs Dijks. De schimmel werd het 'Sunterklaospeerd' genoemd. Beide paarden durfden over de brug, waar toendertijd nog geen leuningen aan zaten.
s'Winters brandde in het huis de klompkachel, waar omheen een ijzeren ring was gesmeed. De vrouwe zaten s'avonds aan de tafel, de mannen rond de kachel, met de voeten op de ring: voor velen een vertrouwd beeld. Er moest hard worden gewerkt, er was de 'naoberplicht', maar er was ook ruimte voor warme gezelligheid.
Geen nazaten
Jammer genoeg zijn er van de Willem en Aaltien geen rechtstreekse afstammelingen meer. Hun oudste zoon Thijs moest tijdens de Eerste Wereldoorlog in militaise dienst. Hij werd daar ziek en stierf in 1918, een paar maanden voor de wapenstilstand. Het tweede kind, dochter Jantien, trouwde op iets latere leeftijd met haar neef Jan Dijks en ging wonen op de boerderij naast haar ouders. Ze hadden drie pleegkinderen, van wie er nog één (2000) op de boerderij woont. De jongste kinderen, de zoons Albertus en Harm bleven beiden ongetrouwd.
Bovenstaand verhaal is gebaseerd op mondelinge overleving, dankzij de medewerking van vele familieleden en enkelen daarbuiten. De oudste herinneringen kwamen van de oudste nicht van Willem Dijks. Roelfien Staats Dijks en van de oudste nicht van Altien, Annie Lubbers Rossing .
Bron : Historische vereniging Carspel Oderen